"Berinchik had er meteen vertrouwen in. Immers, toen we met hem begonnen te werken, hadden we Usik al. En Alexander was al wereldkampioen of één stap voor de wereldkampioen. Denis had niet die 'ik weet het beter'-houding. Dat zie je terug in het trainingsproces. Hij is immers niet zomaar iemand, maar een kandidaat van de wetenschap. En hoewel hij er eigenaardig uitziet - het beeld dat hij voor zichzelf houdt - is Denis, op zijn zachtst gezegd, een zeer intelligente kerel. Hij is niet zoals de absolute meerderheid van de jongens.
Ik generaliseer nu niet. Ik heb het over het feit dat veel jongens alleen maar boksen. Ze zijn in niets anders geïnteresseerd. Ze denken dat als ze hard werken, het succes vanzelf komt. Nee, mijn vriend! In het boksen werkt iedereen. En om succesvol te zijn, moet je de reikwijdte van je werk uitbreiden. En Berinchik is zo iemand. Hij doet aan wetenschap. Ik weet dat hij er niet veel ruchtbaarheid aan geeft. Maar hij heeft een wetenschappelijke graad. Dat is een feit. En we hebben allemaal gezien hoe hij zijn proefschrift schreef en verdedigde. Het gaat over sportpsychologie. Ja, ja, ja! Je zou denken dat je naar Berinchik kijkt, een jongen uit de buurt. En hij, voor even, een doctor in de filosofie," zei Krasiuk.